Samenvattend verslag verenigingen 14 september 2016

Samenvattend verslag van het overleg van 14 september 2016 met de imkersbonden naar aanleiding van problemen met bijenbroed
Datum: 14 september 2016 (14u00-15u30) Plaats: FOD Volksgezondheid - Eurostation
Het initiatief voor deze informatievergadering wordt genomen omdat er steeds meer vragen kwamen van de imkersbonden over de stand van zaken van het onderzoek naar aanleiding van de diverse meldingen van slechte opkomst van nieuw bijenbroed.
Eind juli heeftt de FOD Volksgezondheid via de controlediensten van het FAVV drie meldingen ontvangen van imkers m.b.t. hagelschotverschijnselen en afsterven van bijenbroed na de plaatsing van nieuwe wasraten. In augustus heeft de FOD vervolgens nog een tiental klachten ontvangen van andere imkers. Eind juli werd een onderzoek opgestart naar de kwaliteit van de gebruikte waswafels en bijenwas teneinde een oorzakelijk verband na te gaan met de waargenomen broedsterfte.
Het is belangrijk te noteren dat de FOD Volksgezondheid enkel bevoegd is voor de controle op het technisch gebruik van dierlijke bijproducten. Bijenwasraten voor de bijenteelt vallen in het kader van de wetgeving op de dierlijke bijproducten onder deze technische toepassingen (EU-verordening 1069/2009). De controle met betrekking tot eventuele dierziekten en het gebruik van bijenproducten in de voedselketen (bijenvoeding, honing) is een bevoegdheid van het Voedselagentschap (FAVV).
Onderzoek
Een eerste onderzoek was gericht op residuen van pesticiden in de wasraten. Er werden een aantal pesticiden aangetroffen maar de gehalten konden geen of onvoldoende verklaring bieden voor de broedsterfte. Het waren vrij normale waarden die courant worden aangetroffen in bijenwas. Bepaalde combinaties van pesticiden kunnen evenwel een versterkende werking hebben. Ook kan het gebruik door imkers van neonicotinoïde insecticiden in de bijenkasten de werking van residuen van pesticiden versterken.
Vervolgens werden analyses uitgevoerd op zware metalen, PAK’s en ftalaten (die een hormoonverstorende werking hebben). De resultaten waren in de lijn van de verwachtingen en voldeden aan de normen die bestaan voor de diervoeding (die als veilig mogen beschouwd worden).
Er lopen ook nog analyses voor dioxines en PCB’s maar die resultaten zijn nog niet beschikbaar wegens technische problemen met de analysemethode voor deze matrix (bijenwas).
Een andere piste die wordt onderzocht is het gebruik van een zeepoplossing bij de productie van de wasraten om het kleven ervan aan de matrijzen te voorkomen. Reeds bij vrij lage concentraties blijkt die zeep een bacteriedodende werking te hebben. Uit een wetenschappelijke publicatie (bij kakkerlakken) blijkt dat gelijkaardige zepen ook een insecticide werking kunnen hebben. Deze piste wordt momenteel nog verder onderzocht.
Een ander aspect in het onderzoek is de zuiverheid van de bijenwas. In een aantal monsters bleken de zuur- en esterwaarden af te wijken van deze van zuivere bijenwas. Twee monsters bijenwas van Chinese oorsprong blijken meer stearinezuur te bevatten (10 à 12 %) dan normaal (± 1 %). De volledige vetzuursamenstelling wordt verder onderzocht. Afhankelijk van de toegevoegde vetten of vetzuren kan het smelttraject van de bijenwas wijzigen. Het te zacht worden van de was reeds bij te lage temperaturen heeft vermoedelijk ook een invloed op de ontwikkeling van het broed.
Wat betreft paraffine waren de analyseresultaten in de lijn van de verwachtingen.
Er zijn momenteel ook bilaterale contacten met de buurlanden omdat ook daar onderzoeken lopende zijn naar de zuiverheid van bijenwas.
2016-09-14-Verslag-NL
1
Vragen
Op de vraag wat de overheid zal doen om dit in de toekomst te vermijden, antwoordt de vertegenwoordiger van de FOD dat momenteel de prioriteit ligt bij het vinden van de oorzaak van de broedsterfte. In functie daarvan kan dan bekeken worden of het nodig is om wettelijke criteria vast te leggen voor bijenwas. Momenteel zijn er in de wetgeving geen specifieke criteria voor bijenwas vastgesteld naar zuiverheid toe (bijvoorbeeld maximum paraffine- of stearinegehalte). Er is wel een algemeen principe dat stelt dat de producten veilig moeten zijn en geen negatieve impact mogen hebben op de gezondheid van mens en dier. Het is de verantwoordelijkheid van diegene die de producten verhandelt om te waarborgen dat zij geen negatieve impact hebben, ook zonder dat daarvoor specifieke parameters vastliggen.
Er wordt door de vertegenwoordigers van het F A VV verwezen naar het advies 12-2015 van het Wetenschappelijk Comité binnen het FAVV dat werd opgesteld voor veiligheidsparameters van de was (toegespitst op gewasbeschermingsmiddelen en diergeneesmiddelen) in relatie tot de honing die bestemd is voor de humane voeding. Er zal een gelijkaardig advies gevraagd worden met betrekking tot de bijengezondheid. Op basis daarvan kunnen, indien dit nodig blijkt, ook actielimieten worden vastgesteld zonder dat er wettelijje normen bestaan.
Op de vraag of er op basis van de vaststellingen of hypotheses een risico is voor de honing, antwoorden de vertegenwoordigers van het FAVV dat eenmaal geweten is welke stoffen in de bijenwas aanwezig zijn, het FAVV de overdracht van deze stoffen in de honing kan onderzoeken en een risicoanalyse zal uitvoeren. Maar zolang we niet precies weten welke stoffen dat zijn, is dat moeilijk.
Alles wordt in het werk gesteld om te zoeken en te focussen op wat precies het probleem is. Het FAVV heeft reeds een aantal monsters genomen van honing bij imkers, voor zover er honing aanwezig was in de probleemraten. Er zijn nu een aantal pistes waaronder het gebruik van de zeepoplossing. Hiervoor zal het FAVV op korte termijn een risicoëvaluatie vragen aan haar Wetenschappelijk comité teneinde de eventuele impact op de honing te kunnen inschatten.
Het is anderzijds de producent die uiteindelijk verantwoordelijk is voor de veiligheid van de producten die hij op de markt brengt.
De FOD Volksgezondheid herhaalt de vraag aan de imkers om zowel de gebruikte probleemraten als de nog ongebruikte van hetzelfde lot bij te houden en ter beschikking te houden voor eventuele bijkomende analyses.


Post meeting note:
Wat betreft de honing die mogelijks gecontamineerd is met detergenten ten gevolge van een eventuele migratie vanuit de bijenwas werd een evaluatie van de risico’s voor de verbruikers gevraagd aan de Stafdirectie voor Risicobeoordeling (DGS PC - S5) van het FAVV. Aangezien er momenteel geen enkel analyseresultaat beschikbaar is van residuen van detergenen, noch in de bijenwas, noch in de honing, zal deze evaluatie gebeuren op basis van gegevens afkomstig van de wetenschappelijke literatuur en/of het advies van toxicologen.
2016-09-14-Verslag-NL
2

Aanwezigheidslijst
NAAM
INSTELLING/ORGANISATIE

Diederik Standaert

FOD - DG4

Philippe Mortier

FOD - DG4

Quentin Dumont de Chassart

FOD - DG4

Van Nevel Johan

FOD - DG4

Wijndaele Marc

FOD - DG4

Kollmorgen Nadine

FOD - DG4

Detobel Thierry

Cabinet Borsus
Massaux Carine

CARI

Bierna Michel - Directeur
Unindis Fédération de Wallonie-Bruxelles

Jespers Jan - Voorzitter

AVI vzw

Ignoul Laurent
BBF-FAB vzw

Keppens Marescaux Eliane - Présidente

FAB-BBF + URRW

Reybroeck Wim
ILVO

Moens Frank

Nederlands Bijenhouders Vereniging

De Waele Maurice
Kon VIB

Chris Dauw - Voorzitter

Kon VIB
Brison Kathy
FAVV

Verhoeven Bénédicte

FAVV
2016-09-14-Verslag-NL
3


Documents
2016-09-14_samenvattend_verslag_bijenhoudersverenigingen-nl.pdf 66.7 kio / PDF